Het verhaal is analoog voor hepatitis B en C. Bij vrouwen wordt de infectie minder vaak chronisch dan bij mannen. Treedt er toch chroniciteit op, dan evolueert de situatie bij mannen vaker en sneller naar fibrose, cirrose en hepatocellulair carcinoom. Vrouwelijke chronische dragers van hepatitis B hebben overigens een lagere virale lading.

Verschillende gegevens wijzen op de rol van geslachtshormonen in deze context. Zo blijken mannelijke chronische dragers des te meer risico op hepatocellulair carcinoom te hebben naargelang hun testosteronwaarden hoog zijn. En in dezelfde optiek: na de menopauze evolueert de leverschade bij chronische hepatitis B sneller dan op vruchtbare leeftijd, terwijl de respons op antivirale middelen afneemt.

Een stuk van de verklaring voor deze seksegebonden verschillen ligt bij de scherpere immunologische afweer van vrouwen tegen infecties in het algemeen. Inflammatie gaat bij vrouwen gepaard met een hoger aantal monocyten, macrofagen en dendritische cellen in de bedreigde weefsels. Ook de specifieke immuunrespons, met aanmaak van antilichamen, is meer uitgesproken. Eén en ander heeft ermee te maken dat de cellen van het immuunsysteem op hun membraan receptoren voor geslachtshormonen hebben.

Positieve feedback

Naast de immuunrespons kan ook de activiteit van het virus zelf worden beïnvloed door geslachtshormonen. Het virale DNA dat zich in het genoom van de gastheercel nestelt, heeft twee domeinen die gevoelig zijn voor androgenen. Als het complex androgeenandrogeenreceptor zich daarop bindt, wordt de transcriptie van het virale genoom gestimuleerd en neemt de productie van nieuwe virussen toe. Een viraal proteïne dat daarbij wordt aangemaakt, verhoogt bovendien de gevoeligheid van de androgeenreceptor voor androgenen.

Deze positieve feedback is ook gekoppeld aan de productie van oncogene stoffen. Het vrouwelijke hormonale klimaat werkt in tegengestelde richting. Met name 17βoestradiol remt de productie van rijpe virions. Het hormoon gaat ook het doordringen van het virus in de hepatocyt tegen, door down-regulatie van een membraanreceptor die daarvoor nodig is. Deze en andere gegevens kunnen het in de toekomst mogelijk maken gepersonaliseerde behandelingen te ontwikkelen.

Front Immunol. 2018 Oct 8;9:2302. doi: 10.3389/fimmu. 2018.02302.

Het verhaal is analoog voor hepatitis B en C. Bij vrouwen wordt de infectie minder vaak chronisch dan bij mannen. Treedt er toch chroniciteit op, dan evolueert de situatie bij mannen vaker en sneller naar fibrose, cirrose en hepatocellulair carcinoom. Vrouwelijke chronische dragers van hepatitis B hebben overigens een lagere virale lading.Verschillende gegevens wijzen op de rol van geslachtshormonen in deze context. Zo blijken mannelijke chronische dragers des te meer risico op hepatocellulair carcinoom te hebben naargelang hun testosteronwaarden hoog zijn. En in dezelfde optiek: na de menopauze evolueert de leverschade bij chronische hepatitis B sneller dan op vruchtbare leeftijd, terwijl de respons op antivirale middelen afneemt.Een stuk van de verklaring voor deze seksegebonden verschillen ligt bij de scherpere immunologische afweer van vrouwen tegen infecties in het algemeen. Inflammatie gaat bij vrouwen gepaard met een hoger aantal monocyten, macrofagen en dendritische cellen in de bedreigde weefsels. Ook de specifieke immuunrespons, met aanmaak van antilichamen, is meer uitgesproken. Eén en ander heeft ermee te maken dat de cellen van het immuunsysteem op hun membraan receptoren voor geslachtshormonen hebben.Naast de immuunrespons kan ook de activiteit van het virus zelf worden beïnvloed door geslachtshormonen. Het virale DNA dat zich in het genoom van de gastheercel nestelt, heeft twee domeinen die gevoelig zijn voor androgenen. Als het complex androgeenandrogeenreceptor zich daarop bindt, wordt de transcriptie van het virale genoom gestimuleerd en neemt de productie van nieuwe virussen toe. Een viraal proteïne dat daarbij wordt aangemaakt, verhoogt bovendien de gevoeligheid van de androgeenreceptor voor androgenen.Deze positieve feedback is ook gekoppeld aan de productie van oncogene stoffen. Het vrouwelijke hormonale klimaat werkt in tegengestelde richting. Met name 17βoestradiol remt de productie van rijpe virions. Het hormoon gaat ook het doordringen van het virus in de hepatocyt tegen, door down-regulatie van een membraanreceptor die daarvoor nodig is. Deze en andere gegevens kunnen het in de toekomst mogelijk maken gepersonaliseerde behandelingen te ontwikkelen.